DE PYRENEESE BERGHOND

 


 

Kort Signalement
De Pyreneese Berghond als Nederlandse huishond
Herkomst
Het werk
Bergen en dalen in de ontwikkeling van het ras



 

Kort Signalement

 

Rasgroep:     F.C.I. groep 2, sectie 2.2
 

Uiterlijk:         Grote, majestueuze honden: reuen 70 – 80 cm schofthoogte

                                                       teven 65 – 75 cm schofthoogte

            Het gewicht zit, afhankelijk van geslacht en grootte, tussen de 45 en 60 kg.

            De vacht is wit, of wit met op het hoofd, op de oren en bij de staartaanzet daskleurige, wolfskleurige, lichtgele of oranje vlekken.

            De vacht is, ondanks het weelderige uiterlijk, gemakkelijk in onderhoud. Regelmatig (bijv. wekelijks) even borstelen volstaat.

 

Karakter:       Kalm, onafhankelijk. Het zijn geen allemansvrienden. Waakzaam. Ze kunnen vrij dominant zijn.

 

Oorspronkelijk werk:          Bewaker en verdediger van kudden.

 

Omgang met kinderen:         Normaal.

 

Omgang met soortgenoten:  Niet altijd even gemakkelijk.

 

Uiteraard speelt bij de laatste punten opvoeding een belangrijke rol.

 

Boven


 

De Pyreneese Berghond als Nederlandse huishond

 

Wie een pup van een Pyreneese Berghond in huis neemt, wordt geconfronteerd met twee aspecten:

a)      Het fysieke aspect.

De vertederende, als een ijsbeertje ogende pup groeit binnen enkele maanden uit tot een hond van imponerende afmetingen.

Tijdens de groeiperiode moet met de hond zorgvuldig omgegaan worden; aan spieren, beenderen en gewrichten worden tijdens de snelle ontwikkeling zware eisen gesteld.

Het dier zal een uitgebalanceerde voeding moeten krijgen, waarin alles zit wat het nodig heeft. Te dik worden moet tot elke prijs voorkomen worden.

Ook in het bewegingspatroon moet rekening gehouden worden met de zware belasting die de groei al aan het lichaam oplegt:

-         Er moet regelmatig met het hondje gewandeld worden, maar niet te lang en zeker niet op moeilijk terrein.

Als geboren zelfstandige zal hij er van houden om van de vrijheid te proeven. Door de regelmatige en korte wandelingen krijgt hij minder zin om er alleen op uit te trekken. Een gaatje om te ontsnappen heeft hij al snel gevonden.

-         Het is zeker te adviseren de hond het eerste jaar geen trappen te laten lopen.

-         Gedurende het eerste jaar moet het skelet rustig kunnen uitgroeien, daarna kan gewerkt worden aan de ontwikkeling van de bespiering.

Wandelen , waarbij de benen rechtlijnig bewogen worden, dat is prima voor de hond.

-         Het is beter niet teveel met ballen en stokken te spelen; het plotseling wenden of stilstaan is erg belastend voor het schouder- en heupgewricht.

 

Wie zijn hondje bij een goede fokker koopt, krijgt over al dit soort zaken goede voorlichting.

 

b)      Het pedagogisch aspect.

Ook bij het opvoeden moet rekening gehouden worden met de snelle ontwikkeling van een handzaam beertje tot een kanjer van een hond.

Het is verstandig dat men zich van tevoren realiseert, wat de hond in de toekomst allemaal zal mogen en wat niet, en om daar vanaf het moment dat de hond in huis komt de hand aan te houden.

Een Pyreneese Berghond is een gevoelige hond, maar hij kan knap eigenwijs, eigengereid en eigenzinnig zijn.

IJzeren consequentie bij de opvoeding is dus een eerste vereiste, en daarbij wordt gehanteerd wat zo fraai wordt genoemd: "De ijzeren vuist in een fluwelen handschoen."

Wat mag, mag altijd.

Wat niet mag, mag nooit.

Met dat soort duidelijke regels weet ook een Berghond altijd waar hij aan toe is.

Een Berghond is zeer intelligent en zelfs humoristisch; feilloos doorziet hij elke zwakte in de opvoeding en buit dat uit.

Hij heeft een baas nodig, die tijd en aandacht voor hem heeft, die hij kan respecteren en die hem respecteert. En die hem de regels rustig, met geduld en uiterst consequent bijbrengt. Een zekere persoonlijke overmacht en een scherpe zin voor humor lijkt mij erg belangrijk.

Wellicht is het raadzaam om, ook in verband met de socialisatie, een puppycursus te volgen: zeker voor honden die zo groot en sterk worden, is het belangrijk dat ze zeer op de baas gericht raken en er een prima contact mee krijgen.

Het heeft tot gevolg dat de baas in kritieke situaties toch zóveel overwicht heeft op zijn 50 kg. zware maatje, dat de hond de wens van zijn baas laat prevaleren bóven zijn eigen wens, om bijv. een vierpotige concurrent eens op zijn nummer te zetten.

 

         

Van huis uit is de Berghond een werkhond. Bergen en een kudde kunnen we hem natuurlijk niet bieden, hij zal een andere invulling moeten krijgen voor zijn behoefte aan werk. Elke Berghond vindt het heerlijk het gevoel te krijgen dat hij nuttig is en dat de boel zonder hem eigenlijk niet goed kan draaien.

Een baas, die merkbaar voor de hond blij met hem is, van wie hij huis, roedel en spullen mag bewaken, die hem lekker mee uit wandelen neemt, zodat hij buiten allerlei indrukken kan opdoen en die hij kan respecteren omdat die baas een prettig soort overwicht heeft: zo'n baas heeft aan een Pyreneese Berghond een onvergetelijke kameraad waaraan hij verknocht zal raken.
 

Boven



Herkomst


Over de oorsprong van het ras doen verschillende verhalen de ronde. Afgaande op gevonden botresten uit de prehistorie is de hypothese ontstaan, dat dit soort honden al rond 1800 v. Chr. voorkwamen in de Pyreneeën.

Een andere veronderstelling is, dat ze door de Feniciërs naar Cadiz in Spanje werden gebracht. Vanaf ongeveer 1200 v. Chr., toen de Fenisische steden in Libanon het hoogtepunt van hun bloei beleefden, werd door de Feniciërs druk handel gedreven in het hele Middellandse Zeegebied, tot hun handelsrijk onder de voet werd gelopen door de Romeinen. Overals langs de kust waren dochtersteden en factorijen te vinden. Er werd gehandeld in alles wat kostbaar was en enigszins te transporteren in hun 10 tot 12 meter lange boten: apen, pauwen, ivoor, glaswerk, bewerkt goud; dus waarom niet kostbare honden, of honden die geschikt waren om ladingen en pakhuizen te bewaken.

De meest waarschijnlijke hypothese is echter ooit op meesterlijke wijze verwoord door de onvergetelijke hondenliefhebber Jan van Rheenen.

In zijn boek “Honden sterven steeds te vroeg” en zijn monografie over Rottweiler en Sennenhonden beschrijft hij beeldend hoe de oervader van de huidige zware doggen, de Tibetaanse Mastiff, tijdens de veroveringstochten van Hunnen en Mongolen het dak van de wereld verliet om de mensheid te begeleiden en zijn diensten te bewijzen door de eeuwen heen.

Tijdens de lange tocht van Tibet tot de Pyreneeën ontwikkelden zich verschillende typen honden: de vechthonden, zoals de Molossers; zware donkere honden om huis en hof te bewaken; en lichtgekleurde honden voor het werk bij de kudde.

De route liep ongeveer van Afghanistan via Iran en de Kaukasus tot Turkije, van Joegoslavië via Tsjechoslowakije, de Alpen en de Pyreneeën tot de bergstreken in Spanje en Portugal.


Boven 


 

Het werk


In deze hooggebergten leefden mensen, die voor hun bestaan van de kudden afhankelijk waren.

Het was een zwaar bestaan, in moeilijk toegankelijk gebied, en elk verlies van een schaap of een geit was een zware slag. Gevaren waren er genoeg: de bergen zelf eisten soms hun tol, maar ook rovers, lynxen, beren en wolven sloegen hun slag.

Bandieten en rovers maakten maar al te graag een of meer schapen voor onmiddellijke consumptie buit als een kudde niet goed bewaakt werd.

Wolven vormden, zeker als ze hongerig in grote groepen rondzwierven, tot het eind van de vorige eeuw altijd een gevaar. En beren komen, zij het sporadisch, nu nog voor in de Pyreneeën.

Voor de mensen waren de honden dus een belangrijke, zelfs onmisbare factor om te kunnen overleven.

Overdag deden de kleine, levendige Herdertjes hun werk: van de vroege ochtend tot de late avond waren ze in nauwe samenwerking met de herder in touw om de kudde bijeen te houden, te leiden en afgedwaalde dieren op te sporen.

De Berghonden volgden de kudde, en zij vervulden vooral ‘s avonds, nadat de schemering ingevallen was, en ‘s nachts hun specifieke taak, die van waak- en verdedigingshond.

Vanaf een strategisch gelegen verhoging hielden ze de kudde en de omgeving in de gaten, fysiek volledig berekend voor hun werk:

Groot, wel vier keer zo groot als de aan hen toevertrouwde schapen en voorzien van machtige kaken;

Sterk, en daarbij nog beschermd door een zware ijzeren halsband met scherpe punten (nog altijd te bewonderen in het museum te Lourdes), een geduchte tegenstander voor wolven en beren;

En, zoals Columella al schreef ong. 50 na Chr.: wit.

“De herder wil witte honden, opdat hij hen niet met de wilde dieren verwisselt, want als de wolf in de schemering een aanval waagt, is het zeer belangrijk, dat er een groot verschil bestaat tussen de hond en de wilde dieren.”

Als ze in het geweer moesten komen, veranderden de zo zachtmoedig ogende honden in een ware verschrikking.

Tijdens de werkuren ’s avonds waren de honden wakker en uiterst alert. Hun slaap haalden ze overdag wel in.

Columella meldde bijna tweeduizend jaar geleden al:

“Hij moet krachtig zijn en tot een bepaalde grens levendig en bekwaam om aan te vallen, te strijden en te lopen, want zijn taak is het om aan de aanvallen van de wolven terug te slaan, hen te achtervolgen als zij met hun buit vluchten en hen te dwingen deze los te laten, zodat zij die terug kunnen brengen …..”

 

De Pyreneese Berghonden vormden een onmisbare hulp, maar waren zeker niet onbetaalbaar. De honden deelden in de karige kost van de herder en deden het daar goed op.

Uit oude foto’s en afbeeldingen blijkt, dat de honden ondanks de sobere voeding vroeger minstens even indrukwekkend waren als nu.

 

Geen wonder, dat de herders zich nauw met hun honden verbonden voelden: alles wat aan hun hoede werd toevertrouwd werd goed bewaakt en ten opzichte van hun baas waren ze toegewijd en trouw.

 

Boven 


 

Bergen en dalen in de ontwikkeling van het ras

 

De eerste geschreven berichten over de Pyreneese Berghond dateren uit de 14de eeuw en vermelden dat de kastelen van Foix, Orthez en Carcasonne door hen bewaakt werden.

In 1407 werd de hond ook gebruikt voor de bewaking van het kasteel van Lourdes. De historicus J. Boudetoe beschreef speciaal ingerichte wachthuisjes, geschikt voor verblijf van hond en wacht.

Een oud document vertelt ons dat in 1391 Gaston Phoebus, Hertog van Foix en Prins van Béarn, reder van de Koning van Frankrijk Karel VI onafscheidelijk vergezeld ging van zijn Pyreneese Berghond.

In het laatste kwart van de zeventiende eeuw steeg de Berghond op wel heel bijzondere wijze in aanzien: hij maakte promotie tot hofhond.

De Dauphin, de acht jaar oude zoon van Lodewijk XIV, en een jonge Berghond raakten tijdens een verblijf van de prins te Barèges in 1675, vergezeld door Madame de Maintenon, zo op elkaar gesteld, dat ze onafscheidelijk werden; uiteindelijk verruilden de Berghond zijn bergen voor de zalen van het Louvre.

Toen twee jaar later de Markies van Louvois vanuit Barèges met een schitterend exemplaar in Parijs terugkeerde, was een nieuwe rage geboren. Iedereen, die een kasteel bezat met omringend park, voelde opeens dringend behoefte aan de deskundige bewaking door een elegante, majestueuze “Patou”. (In zijn geboortestreek nog steeds liefdevol zo genoemd)

De ondergang van de adel tijdens de revolutie en het verdwijnen van de grote bezittingen had natuurlijk ook gevolgen voor de Berghonden. Het aantal nam af.

De periode van de romantiek brak aan: ”Terug naar de natuur”.

Vanuit de Pyreneeën werd een aantal honden meegenomen door romantici met bewondering voor de ongereptheid van de bergen, maar met weinig benul van honden en fokken. Veel goede exemplaren werden aan toeristen verkocht en verdwenen voorgoed uit het gebied van oorsprong.

In antwoord op de toenemende vraag in het noorden fokten een aantal lieden met goed gevoel voor financiën en ongehinderd door kynologische kennis pups, die als schitterende rashonden verkocht werden, maar in werkelijkheid van zeer matige of zelfs bedroevende kwaliteit waren.

De eerste wereldoorlog bracht de zwaarste slag toe:

Veel honden, die werkzaamheden voor het leger verrichtten, werden gedood, andere bereikten door ondervoeding niet meer de gewenste hoogte en zwaarte en konden dus ook geen sterk nageslacht meer voortbrengen.

 

Al vóór W.O. I hadden mensen zich voor het voortbestaan van het ras ingezet. Na de oorlog bleek dit eens te meer noodzakelijk.

De beroemde kynoloog Bernard Sénac-Lagrange zette zich volledig in voor het behoud van de Pyreneese rassen. In 1907 werd o.a. door hem de “Pastour” Club opgericht.

In datzelfde jaar doorkruisten twee zeer grote kynologen, le Comte de Bylandt en Theodore Dretzen (eigenaar van de beroemde “Porthos”) de Pyreneeën.

In het begin van 1907 liet de “Pastour” Club de eerste standaard verschijnen. Nog in hetzelfde jaar verschenen de eerste Pyreneese Berghonden op tentoonstellingen.

Bernard Sénac-Lagrange legde de basis voor de RACP (Réunion des Amateurs des Chiens Pyrenéens), de Franse rasvereniging en was voorzitter vanaf het jaar van oprichting 1923 tot 1954. De RACP behartigt tot op de dag van vandaag de belangen van de Pyreneese rassen.

Juist omdat in het traditionele werk de Herdertjes en de Berghonden elkaar volledig aanvullen, was men van mening dat het goed zou zijn ze beide in één vereniging onder te brengen en bekendheid aan de rassen te geven.

Dankzij de activiteiten van de RACP nam het aantal honden weer behoorlijk toe, evenals de kwaliteit.

Dat bleef niet onopgemerkt, en tijdens de W.O. II werd daar dan ook dankbaar gebruik van gemaakt.

Omdat hun witte vacht een goede schutkleur verschafte in de besneeuwde bergen, werden de Berghonden met grote aantallen als verbindingshond ingezet, evenals het kwieke, watervlugge Herdertje.

Ook deze oorlog kostte zoveel hondenlevens, dat in de periode erna lang en met grote inzet gewerkt moest worden om het bestand weer enigszins op peil te brengen.

Het is de verdienste van de RACP, die bij voortduring uitmuntende kynologen, mensen met hart voor hun rassen, in de gelederen telde, dat de Pyreneese Berghond niet alleen tot op de dag van vandaag de traditionele taak vervult in de Pyreneeën, maar over de hele wereld bewonderaars heeft gekregen.

Tot in Amerika en Japan toe zijn tegenwoordig goede exemplaren van het ras te vinden.


Boven

 

Terug